Voorbereiding

Wedstrijden: het hoe en wat 

Wat neem je mee: 

• 2 Handdoeken: 1 voor tijdens de wedstrijd / 1voor na de wedstrijd
• badpak/zwembroek
• Zwembril + badmuts
• Slippers
• SG-HGA Shirt of polo en short
• Eten en drinken 

Eten en drinken 

Tijdens een wedstrijd moet je als zwemmer voldoende eten en drinken. Wanneer dit niet gebeurt (of onvoldoende gebeurt) zullen de zwemprestaties zeker achteruit gaan. Eet nooit vlak voor dat je moet zwemmen, bekijk het programma dus goed! Drinken doe je de hele zwemwedstrijd omdat je veel vocht verliest en nadat je gezwommen hebt mag je wat eten om weer energie te krijgen. Als drinken moet je geen koolzuurhoudende drank of zuivel nemen. Wat je eet moet licht verteerbaar zijn. Denk hierbij aan banaan of ontbijtkoek of gewoon een broodje met wat zoetigheid. 

Verzamelen 

Bij de meeste zwemwedstrijden verzamelen de zwemmers zich bij de carpoolplaats Breedeway. Wanneer een zwemmer rechtstreeks gaat moet dit van tevoren worden gemeld bij de verantwoordelijke coach. Wanneer de zwemmer aankomt op de verzamelplek meldt hij/zij zich eerst bij de coach zodat er geen verwarring ontstaat over je aanwezigheid. 

Inzwemmen 

In het zwembad waar de wedstrijd is, gaat de zwemmer eerst zijn of haar zwemkleding aantrekken met shirt, short en slippers. Normaal gesproken wordt een half uur ingezwommen (half uur voor aanvang van de wedstrijden) voordat een wedstrijd begint. Dit wordt via de speakers aangegeven. Tijdens het inzwemmen gaat de zwemmer zijn of haar te zwemmen slagen oefenen. keerpunt, start, finish enz. Het belangrijkste van het inzwemmen is dat de spieren warm worden en het bad wordt verkend. Denk hierbij aan de rugslagwedstrijden zodat je de keerpuntkenmerken en herkenningspunten goed kent. Dus al met al is dit minimaal 150 meter zwemmen. Na het inzwemmen droogt de zwemmer zich goed af, eet en drinkt wat en trekt zijn/haar shirt en short weer aan om warm te blijven. 

Wedstrijd zwemmen 

1.Het programma:
Tijdens de wedstrijd is er altijd een programma aanwezig. De coach en/of ploegleider hebben in ieder geval een programma en soms is er 1 voor de zwemmers. Voordat een zwemmer of zwemster aan de beurt is wordt deze door de coach en/of ploegleider geroepen en moet zich dan gaan voorbereiden. Een wedstrijdprogramma bestaat uit programmanummers en series. Het programmanummer geeft aan welke slag je moet zwemmen en in welke leeftijdscategorie je zwemt. Een programma bestaat uit meerdere series, meestal van langzaam naar snel gerangschikt. Om dit in te delen worden er series gebruikt. Het aantal zwemmers in een serie hangt af van de grote van het bad. De baannummers bij een serie geven aan op welke baan je moet starten. 

2.Warming-up:
Tijdens de warming-up gaat de zwemmer warmdraaien, nadenken over wat hij/zij moet gaan zwemmen en op welke dingen hij/zij als zwemmer moet letten tijdens de zwemrace. Tijdens de warming-up gaat de zwemmer bij de trainer langs. De trainer vraagt hoe het ervoor staat en op welke dingen gelet moet worden. Daarna mag de zwemmer naar de voorstart gaan. 

3.Voorstart:
Bij de voorstart wordt de startkaart opgehaald. Op deze kaart komt te staan wie de zwemmer is, welke afstand moet worden gezwommen, welke baan en in welke serie en programma het zwemnummer moet worden gezwommen. Controleer dit altijd! Nadat gezwommen is wordt de zwemtijd op dit kaartje genoteerd. Wanneer een zwemmer/zwemster geen startkaart heeft mag hij/zij niet starten. Meestal wordt de startkaart een serie vóór de eigenlijke start afgegeven. Bij sommige wedstrijden, vooral bij jonge zwemmers, zijn de startkaarten al bij de klokkers (juryleden) aanwezig. Verder doet de zwemmer bij de voorstart zijn brilletje en badmuts op. 

4.De Race:
Wanneer de startkaart is opgehaald moet de zwemmer naar de klokker gaan bij de baan waar gezwommen moet worden. De zwemmer geeft de kaart af en trekt zijn/haar shirt en short uit en gaat zich voorbereiden op de race.
• Bij het eerste (lange) fluitsignaal gaat de zwemmer op het startblok staan.
• Bij “op uw plaatsen” gaat de zwemmer/zwemster startklaar staan.
• Bij het tweede (korte) fluitsignaal gaat de zwemmer weg. LET OP: bij de rugcrawlstart wordt er tweemaal lang gefloten, 1 maal om in het water te springen en daarna 1 maal om het startblok vast te pakken. Bij “op uw plaatsen” trekt de zwemmer zich op aan het startblok. Bij de 3de korte fluit mag de zwemmer weg.
Tijdens de race wordt natuurlijk het onderste uit de “kan” gehaald. Mocht er een valse start zijn dan wordt er afgefloten en kan de zwemmer rustig het water uit komen via het zwembadtrapje en opnieuw bij de baan gaan staan. Dit geldt enkel voor een “tweestarts” wedstrijd. Bij een één starts wedstrijd wordt er niet afgefloten bij een valse start. Wanneer een zwemmer klaar is met zijn/haar race wordt gewacht totdat iedereen heeft aangetikt. Vervolgens mag uit het water worden geklommen.
Tip: wanneer de zwemmer uit het water is moet hij/zij snel op de startkaart kijken bij de klokker. Op deze manier weet de zwemmer welke tijd gezwommen is. 

5.Nabespreking:
Nadat gezwommen is, en bij de klokker is gekeken wat voor tijd genoteerd staat, meldt de zwemmer zich bij de coach en/of ploegleider. Deze vraagt hoe de zwemrace ging en bespreekt wat hij/zij er van vond. De trainer zal de tussentijden ook bijhouden en tips geven waar de zwemmer de volgende keer op moet letten. Vervolgens moet de zwemmer zich gaan voorbereiden op de volgende afstand. Normaliter blijven alle zwemmers altijd bij de zwemploeg. Naar ouders gaan op de tribune kan alleen met toestemming, zodat de coach en/of ploegleider weet waar de zwemmers zijn. Zorg altijd dat jij als zwemmer weer op tijd aanwezig bent zodat je de volgende afstand kan zwemmen. Dit is een belangrijke verantwoordelijkheid
van een zwemmer. 

6.Afsluiting:
Aan het eind van de wedstrijd zijn er meestal estafettes. Iedereen blijft tot het eind in het zwembad om aan te moedigen, want samen uit is samen thuis. Mocht een zwemmer eerder weg willen/moeten, dan moet dit met een goede reden gemeld worden waarna je met toestemming van de coach en/of ploegleider weg mag.  

Leave a Comment